“Niet de Russen of de Amerikanen hebben achteraf veel invloed uitgeoefend, maar wel de Noren”
- Anna Lauwaerts
- 30 mrt 2021
- 6 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 1 mei 2021
Interview Expo 58

(bron: atomium.be)
Al meer dan 60 jaar torent het indrukwekkende Atomium boven Brussel uit. Geen mooi gebouw, maar wel een fantastische getuige van het grootste evenement dat België ooit gekend heeft: Expo ’58. De Wereldtentoonstelling telde meer dan 41 miljoen bezoekers, waarvan het grootste deel Belgen. Ze trokken massaal naar Brussel om een voorsmaakje te krijgen van een nieuw tijdperk. Maar hoe was het eigenlijk om de Expo te bezoeken? Vol enthousiasme en nostalgie vertelt Alex Deseyne over de vijf keer dat hij als jongetje van elf jaar naar de Heizel trok. "In 1958 begon voor mij de moderne wereld. Ik kom uit een kleine gemeente in West-Vlaanderen, en dan kwam je daar plots in aanraking met heel de wereld en zag je het nieuwste van het nieuwste.”

Venster op de toekomst
“Het Atomium was het teken van de nieuwe wereld.” Een dag op de Expo begon met een bezoek aan dit intussen wereldberoemde monument. “Wij gingen daar graag in: in een paar seconden naar boven! In de steunen waren er trappen, maar de meeste mensen betaalden voor de lift: dertig frank om naar boven te gaan, en dan nog eens dertig frank om naar beneden te gaan. Geldklopperij, eigenlijk. Om je een idee te geven: wij waren met vijf thuis, en in die tijd kocht ik voor twintig frank bij de beenhouwer biefstuk voor heel ons gezin.”
Op het gigantische Expoterrein kreeg je een kijk op de hele wereld, passeerde je het ene futuristische bouwwerk na het andere en maakte je kennis met de nieuwste technologieën. “In het Amerikaanse paviljoen was er een cinema van 360 graden”, vertelt Alex heel enthousiast. “In een cirkel stonden er allemaal camera’s die iedere keer een stukje projecteerden. Heel perfect was dat niet, want ze monteerden de filmbeelden tegen elkaar door ze te projecteren. Soms zag je wel een lijntje of twee beelden die een beetje door elkaar gingen. Maar dat kon de pret niet drukken. Je reed daar over de Route 66, en je zat precies ín die auto. Dat was fenomenaal. En dan de Grand Canyon! Ik herinner het mij nog altijd: dat was majestueus hoe ze dat gefilmd hadden.”

“Voor een jongetje van elf jaar zoals ik ging de wereld open. Wij leefden uiteindelijk nog in een wereld waar mijn grootouders alle zondagen met hun fiets naar de mis gingen, in het zwart gekleed. Mijn vader was de derde of vierde in de straat met een auto. Wij hadden ook nog geen tv. Er was maar één tv in de straat en iedereen ging daarnaar kijken! Ze brachten dan stoelen mee van thuis. De woensdag was het cirque, ‘La piste aux étoiles’. Heel de straat kwam daarnaar kijken.” Evengoed zag je op de Expo voor het eerst zaken die vandaag heel banaal zijn. “Er werd ook Expobrood verkocht. Dat was de eerste keer dat wij brood kochten in een zak! In ons dorp kwam de bakker altijd rond met brood.”
"Dat was de eerste keer dat wij brood kochten in een zak!"
Dat Belgische feest van de moderniteit werd gepromoot in een nagelnieuwe stijl. Het frisse embleem van de Expo verscheen overal: een langgerekte, vijfpuntige ster met in het midden het stadhuis van Brussel en rechtsboven een wereldbol. “Die ster met vijf armen heeft later een grote impact gehad op het grafische. Daarmee werd er een hele nieuwe lay-out en stijl gelanceerd”, herinnert Alex zich. Hij toont ons zijn twee dagboeken van het jaar ’58, die hij in 2019 geschreven heeft op basis van zijn herinneringen. Bladzijden vol foto’s, bewaarde tickets en vloeipapiertjes, en zelfs een grammofoonplaatje met de toespraak van koning Boudewijn bij de opening van de Expo. “Dat kreeg je gratis in het paviljoen van Marie Thumas. Je kreeg overal cadeautjes.”

(bron: www.lucienderoeck.be)
“In het paviljoen van Jacques kreeg iedereen een reep chocolade. En bij Ola kreeg je een ijscrème, zo een blokske in drie kleuren. Dat was héérlijk! En Coca Cola!” lacht Alex, terwijl hij zelf een slokje cola neemt uit zijn glas. “Je kreeg in het paviljoen van Coca Cola gratis een flesje. Dat was de eerste keer dat ik Coca Cola gedronken heb. Anders was dat water of limonade, of tafelbier van een halve procent alcohol. Maar Coca Cola kenden we niet. En natuurlijk vonden wij dat vree goe.”
Plezier en verwondering
Elk land of bedrijf toonde zo het beste van zichzelf op de Expo. Dat uitpakken begon bij de architectuur van het paviljoen. Een nieuwe architectuur werd geïntroduceerd, met strakke lijnen en veel glas. Veel paviljoenen zouden anno 2021 nog niks van hun glans verloren hebben. “Er waren prachtige paviljoenen bij. Het paviljoen van Philips, dat was van Le Corbusier. Dat was magnifiek! Precies een kathedraal.”
“Het Frans paviljoen was ook heel mooi met een speciale constructie. Daar werd voor de eerste keer de Citroën DS getoond, maar wat mij vooral bijgebleven is: veel moderne kunst. Ik had nog nooit een schilderij van Picasso of Gauguin gezien. Er was veel kunst op de Expo: Picasso, Rik Wauters, Gauguin, Duitse expressionisten, …” Het verbaast niks dat Alex zich vooral de kunst nog herinnert. Eén muur van zijn appartement is volledig bedekt met kasten vol kunstboeken, en hij schetst en schildert al zijn hele leven.
paviljoen van Philips (bron: wikipedia) - paviljoen van Frankrijk (bron: pinterest) - spoetnik (bron: flickr)
De jaren ’50 was ook de periode van de verovering van de ruimte. De Russen waren de eersten die erin slaagden om een satelliet de ruimte in te lanceren. “Dan kwam je daar in dat immense Russische paviljoen, met van die hele grote beelden. En dan hangt daar die spoetnik! De mensen vonden dat wel een prestatie”. Even verderop was er een attractiepark, met de grootste rollercoaster van Europa. “Maar daar durfden wij niet in. We gingen wel verschillende keren in ‘de raket naar de maan.’ Dat was van Robbedoes, want in die tijd verschenen er allemaal verhalen over de ruimte. Dat was een raket die schuin stond en waar je kon inzitten, in zo van die vliegtuigstoelen. Vooraan was er een scherm waar je de maan zag naderen. En we waren naar de maan geweest”, glimlacht Alex.

“Wat mij altijd is bijgebleven, is het paviljoen van Noorwegen met de design. Die strakke meubels, die keramiek, die stoelen van Arne Jacobson... Dat was iets dat wij in ons dorpke niet zagen. Niet zozeer de Russen of de Amerikanen hebben achteraf veel invloed uitgeoefend, maar wel de Noren met hun design! Dat was zeer sterk. Dat moet ook mijn vader goed bevallen zijn, want nadien heeft hij heel zijn bureau heringericht. Met van die kuipstoelkes en zo’n driehoekig salontafeltje. En nieuwe, asymmetrische vazen”, gebaart Alex. “Mijn ouders hebben dan ook een nieuwe eetplaats gekocht uit palissanderhout en de muren bekleed met houten panelen. Dat was dan weer iets dat je in het paviljoen van Finland zag: allemaal hout.”
"Nadien heeft mijn vader heel zijn bureau heringericht"
Tradities van toen
Na een hele dag rondstappen, gingen de volwassenen zich ’s avonds eens goed amuseren in Vrolijk België, of Oud België. Dit gezellige vermaakstadje lag net buiten het Expoterrein en stond in schril contrast met de hypermoderne paviljoenen en het quasi-surreële Atomium. “Dat waren allemaal huisjes, geïnspireerd op bestaande huizen, maar in stuc. Allemaal cafés en restaurants, want geen gezamenlijke busreis zonder goed gegeten en gedronken te hebben. We zijn nog altijd Bourgondiërs hé”, glundert Alex. “Er werd daar veel plezier gemaakt, dat was met orkesten en zang en frieten en drinken… echt Oberbayern-feest.”

(bron: Expo 58. Het wonderlijke feest van de fifites - Annick Lesage)
De nieuwe, wonderlijke wereld van de Expo botste soms toch nog tegen de randen van de oude wereld, met haar traditioneel en kolonialistisch denken. “Je had uiteraard ook een Congolees paviljoen waar er zwarten zaten. Wij keken onze ogen uit, want wij hadden nog nooit een zwarte gezien, in ons dorp. Nog nooit. Dat paviljoen van Congo toonde het ‘beschavingswerk’ van de blanken, met beeldjes en grote schilderijen. Tegelijkertijd werd wel nog altijd de indruk gewekt dat het toch nog halve wilden waren die afgoden aanbaden. Je kon er ook een Afrikaans dorp zien. Nu zouden we zeggen: het is een zoo.”
“Er was ook een zwart kinderkoor: ‘Les troubadours du roi’. Die waren speciaal naar Brussel gevlogen met wat begeleiders. Zwarten mochten toen eigenlijk niet naar België komen. Ze mochten niet in contact komen met de blanken hier omdat ze dan zouden zien dat er hier ook miserie en armoede was. Zij werden bewust buiten gehouden, behalve enkele universitairen. De wereld is sinds ’58 geweldig veranderd, hoor.”
Comments